donderdag 26 mei 2011

“Ik ben nu 55 jaar lid van de Koninklijke Fanfare Kempenbloei Achel; trad in 1956 - op mijn 9de - toe, als jongste lid. Mijn twee broers Pierre en Paul zaten er toen al bij. Kempenbloei heette in die tijd nog geen fanfare, maar symfonie”.
-
“Ik had op de lagere school muziekles gehad bij Meester Donkers van het eerste studiejaar. Die deed dat met veel overgave. In de winter stak hij de potkachel voor ons aan.  Hij speelde zelf geen instrument, maar was wel erg begaan met Kempenbloei; zat in het bestuur en beheerde de uniformen”.

“...Schipper naast Mathilde...”
-
“Aan die muzieklessen denk ik met veel plezier terug, vooral ook aan de pauzes. Naast de muziekzaal werkte een vroedvrouw. Ze had haar solex in de gang staan. Als ze er niet was, reden we daarmee rondjes over de speelplaats. Ook gingen we vaak tv kijken in wat nu Café The Sox heet. Zagen we “Schipper naast Mathilde” en “Bonanza”.
-
“Bij Kempenbloei begonnen we met 32 leerlingen. Na een aantal jaren ben ik daar alleen nog van overgeschoten. Ik heb ook nog een tijd met de drumband meegedaan. Vóór elke repetitie volgde ik lessen notenleer: zelf de maat slaan en daar dan de juiste noten bij zingen. En daarnaast heb ik stillekesaan mijn instrument onder de knie leren krijgen. Ik begon als derde bugel. Vroeger oefende ik bekant elke dag een uur. Hoe meer je speelt, des te makkelijker wordt het”.

“Na een tijd bracht ik het tot solo-bugel. Toen begon mijn gebit echter op te spelen en kreeg ik schrik. Ik ging zelfs licht hyperventileren. Ben ik nog speciaal ademhalingslessen gaan volgen en blies ik weer vrijuit. Ben toen echter op verzoek van de dirigent overgestapt op de alto. Daarvan kwamen ze er op dat moment eentje tekort. Het mondstuk van een alto is groter dan dat van de bugel en dat kwam mij wel zo goed uit”.
- 
“Op mijn 11de trok Kempenbloei naar de Wereldtentoonstelling EXPO 58 in Brussel. Om daar te spelen. Mocht ik niet mee. Waren ze waarschijnlijk bang dat ze mij daar als kleintje in de mensenmassa kwijt zouden raken. Die dag heb ik veel geweend. Heb ze ‘s avonds nog met de trein terug horen komen. We woonden vlak bij het station en ik had het raam van mijn slaapkamer open laten staan. Later hoorde ik dat ze in Brussel hadden gedacht dat we een militaire kapel waren”.
-
-
“Datzelfde jaar overleed mijn vader. Op zijn 54ste, nadat hij zich op Overpelt Fabriek kapot had gewerkt. Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat en van kop tot teen had hij daar alsmaar op de tocht gestaan. Hij stierf ‘s namiddags op de 11de van de 11de, op de Gesneuveldendag.  Zo hard als ik kon fietste ik daarna naar 2 van zijn broers in Sint Huibrechts-Lille om daar te roepen:”Pa is dood!” Ze zijn toen met me mee terug gefietst. Bij de kruising van de weg naar Hamont mopperden ze nog even op me. Om het risico dat ik had genomen. Er was in die tijd nog geen sprake van stoplichten of een rotonde of zo en daar op die kruising werd door auto’s altijd keihard doorgereden”.
-
“Mijn moeder heeft het daarna heel erg moeilijk gehad. Zij bleef achter met 10 kinderen waarvan ik de op 4 na jongste was. Van mijn zussen moesten er 2 meteen uit werken gaan om nog een beetje de kost voor het gezin te verdienen. Gelukkig kreeg ik veel steun van mijn 2 oudere broers. Maar ik heb mijn vader in die tijd heel erg gemist, gewoon, omdat ik niet meer op hem kon terugvallen. Ik had dan wel de muziek en was ook bij de Kajotters gegaan. Daar mocht ik van alles organiseren. Mede daardoor sleet op den duur mijn verdriet. Maar ik bleef mijn Pa wel missen”.
-
-
“Ons Moeder is later, op haar 82ste, ook op de 11de van de 11de overleden. Volgens mij heeft ze dat zo gewild, heeft ze gewoon tot die dag gewacht. Of werd dat haar ingegeven door mijn Pa; heeft hij haar ingefluisterd:”Ge komt maar op dezelfde dag”. Ook ons Moeder heb ik nog lang gemist".
-
“Elk jaar houden we op de 11de van de 11de een jaargetijde voor de hele familie. Komen we eerst bij elkaar in de kerk en brengen we daarna een groot deel van de dag samen door. Dat laatste doen we overigens wel vaker. Onze familie is nogal sociaal”.
-
“Na de lagere school ging ik electromechanica  leren aan de TIO-vakschool en heb ik ook nog technisch tekenen aan de tekenschool gedaan”.
-
“Op mijn 20ste ging ook ik aan de slag bij Overpelt Fabriek. Dat was nu eenmaal de grootste werkgever hier in de buurt dus daar gingen de meesten naar toe. Ik kwam wel in een andere en gezondere hal te werken dan waar mijn vader altijd had gestaan”.
-

“Ik werd als ploegbaas ingewerkt. Door Jean Gijbels. Die vroeg me op een gegeven momen of ik al verkering had en met wie en hoe lang. Toen ik antwoordde dat ik al 2 jaar vree met Mia Claes, zei hij:”Ik wed met je om een krat pils dat je niet met haar trouwt”. Het is nu al weer 42 jaar geleden dat ik dat krat van hem kreeg. Daarna trouwde Jean met een zus van mij”.
-
“Ik deed mijn werk altijd graag. Als ploegbaas gaf ik telkens leiding aan zo’n 20 man. Ik hou van eerlijkheid en ben altijd vóór de werkman geweest. Ik vind: als je wilt dat een ander het goed doet, moet je het eerst zelf goed voor kunnen doen”.
-
“Dat herken ik ook in een dirigent als Ivan Meylemans. Wanneer een muzikant niet precies begrijpt wat Ivan van hem vraagt, neemt deze diens instrument desnoods zelf even in handen en speelt hij het voor. Bij zo’n dirigent voel je je vanzelf klein. In de goeie betekenis van het woord. Omdat hij daar in de verste verte niet op uit is”.
-
“Na 3 jaar ben ik bij Overpelt Fabriek gestopt. Ik werkte daar in 3-ploegen-dienst maar kon de nacht niet goed aan. Vanaf 1970 heb ik tot mijn brugpensioen bij de technische dienst van Willem II gewerkt, eerst in Valkenswaard, daarna in Overpelt. In die nieuwe werkkring kwam mijn opleiding me veel beter van pas. En in de avonduren heb ik er nog het een en ander bijgeleerd: besturingstechniek, hydrauliek en technisch Engels”.
-
-
“Naast de muziek voetbalde ik in mijn vrije tijd. Eerst bij De Jerommekes in Achel. Maar op school werd ik zo ongelukkig tegen mijn scheenbeen geschopt dat er allerlei complicaties optraden en ik 8 maanden in het ziekenhuis verdween. In totaal ben ik daar lang zoet mee geweest. Met veel lopen en sporten kreeg ik tenslotte mijn aders weer op orde. En later, toen Mia en ik op deze plek kwamen te wonen, heb ik het toch nog tot het eerste elftal van FC De Grote Heide geschopt. Als voorstopper. Ik moest het vooral van mijn snelheid hebben. En koppen lag me ook wel, al ben ik niet groot. Ik speelde graag nogal strak op de man; volgde mijn tegenstander desnoods naar het toilet”.
-
“Hier in Grote Heide heb ik snel mijn plekje gevonden. Toen we hier kwamen te wonen, stelde de processie niks meer voor. Die kwam weer tot leven nadat ik Kempenbloei bereid vond om af en toe ook bij ons in de kerk te komen spelen. Zo kwam ik in het bestuur van de school terecht. En in de parochieraad. Daar ben ik nog een jaar voorzitter van geweest. Om te zorgen dat de mensen hier elkaar allemaal wat beter leerden kennen, hebben we een voetbaltoernooi tussen de verschillende buurten opgezet”.
-
“...politiek bleek mijn ding niet...”
-
“Op zeker moment raakte ik ook nog verzeild in de politiek. Was ik bij de lokale verkiezingen in Neerpelt eerste plaatsvervanger op de lijst van het CVP. Ik ben 6 jaar lid van de gemeenteraad geweest. Maar politiek, dat bleek mijn ding niet".
-
"Laat ik volstaan met te zeggen: dat is iets aparts. Ik lag er ‘s nachts wakker van, trok het me allemaal veel teveel aan. Al snel na de verkiezingen zei iemand met ervaring tegen mij:”Jij brengt het niet ver in de politiek. Jij zeg te vaak nee. In de politiek moet je altijd ja zeggen. En dat moet je dan achteraf gewoon weer vergeten”.
-
“Na 6 jaar hield ik mijn raadszetel voor gezien. Ze zijn me daarna nog een paar keer terug komen vragen. Ik hield me echter liever bij mij gezin, mijn muziek en mijn werk”.

-
“In 2001 was het nogal stresserend op mijn werk. Had Willem II een bedrijf in Finland gekocht. De productiestraten daarvan werden naar Overpelt verplaatst. Die deden het hier echter niet; ginder wel. Suf heb ik me erop gedacht. Daar heb ik mezelf een beetje kapot op gepeuterd”.
-
“Uiteindelijk bleek de oorzaak te zijn dat ze voor het maken van sigaren in Finland een ander soort lijm gebruiken dan wij hier gewend waren. En hun lijm was in België niet toegestaan. Telkens opnieuw moest ik storingen zien op te lossen. En als het eenmaal weer draaide, was het nog maar kiele kiele. Uiteindelijk vond ik toch de oplossing. In een droom”.
-
“Vlak voor de Kerst van 2001 kreeg ik een stevige terugslag voor al die spanningen. Ik was gaan fietsen, wilde bij thuiskomst een douche nemen maar voelde m’n eigen niet goed worden. Ik werd duizelig, zag alles draaien, moest overgeven en kon niet meer op m’n eigen benen staan. Vroeger had ik al iets dergelijks beleefd, maar veel minder ernstig. Ditmaal lag ik een week in bed. Ik kon zelfs niet naar de wc. Ook de motoriek van mijn handen was ik helemaal kwijt: ik kon geen letter meer schrijven”.
-
“...de ziekte van Parkinson..."
-
“Eerst werd nog gedacht dat ik een virus op mijn evenwichtsorganen had. Maar na een scan in Genk stelde de arts van het diagnosecentrum in Lommel definitief vast: “U heeft de ziekte van Parkinson”.

“Vervolgens begon een lijdensweg. Zowel mijn fietsen, mijn muziek als mijn werk leken voorgoed gedaan. Medicijnen pakten aanvankelijk niet. Dus telkens trillende handen. Kreeg ik van sommigen lakoniek te horen dat ik de ouwemannenziekte had. Ik dacht: laat ze maar praten. Onder dat soort omstandigheden leer je vanzelf de mensen van hun slechte en van hun goeie kanten kennen. Jef Peeters heeft me in die tijd nog naar Leuven en Antwerpen gereden. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor”.

“Vorig jaar kreeg ik een medicijn dat de stoffen aanvult die de hersenen normaal aanmaken. De symptomen kwamen daarmee onder controle. En met behulp van een therapeut slaag ik erin om mijn spieren los te houden”.
-
“Dus meldde ik weer terug op mijn werk. Daar kreeg ik echter van de bedrijfsarts te horen dat ik niet meer werken mocht. Ik vroeg: “Wie maakt dat uit?” Ze antwoordde:”Ik”.
-
"Ik dus terug naar die specialist in Lommel met de vraag: “Mag ik volgens u nog werken?” Hij zei:”Ik zou niet weten waarom niet. Maar als ik u was zou ik mijn werk dan wel wat aanpassen; moet u zorgen dat u zich iets minder snel druk maakt”. Op mijn verzoek heeft hij dat voor alle zekerheid nog even voor me op schrift gesteld. Met die verklaring op zak kon ik weer aan het werk”.
-

-
“Werd ik eerst nog wel even door de afdeling personeelszaken een klasse lager ingeschaald. Dit betekende dat ook mijn pensioen een stuk lager zou uitvallen. Ben ik naar de directeur gestapt. Vroeg ik hem:”Vind u dat ik dat verdiend heb na 35 jaar trouwe dienst?“ Heeft hij me weer gewoon op mijn ouwe schaal laten plaatsen”.
-
"Binnen het bedrijf hadden de mensen me het liefst weer terug gezien op die produktiestraten. Maar daar heb ik niet aan toegegeven. Wel nam ik af en toe een kijkje om de hoek als ze het echt even niet meer wisten".
 -
“Maar inmiddels ben ik met brugpensioen en speel ik weer gewoon elke week op mijn alto in Achel en in Hectel-Eksel. Bij Kempenbloei blaast onze dochter Cindy naast mij haar partij. En ook mijn oudste broer Paul en zijn zoon Steijn spelen nog mee op hun bas. Ooit deden we met 9 familieleden met Kempenbloei mee en zat onze zoon Steven als melodieus slagwerker bij de jeugdfanfare. In het verleden gaven we zelfs familieconcerten in de kerken van Achel en Grote Heide”.

Het Simons-contingent binnen Kempenbloei Achel telde ooit 9 leden. V.l.n.r.: Paul, Thieu, Ingrid, Ilse, Cindy, Stefan en Steijn. De tweede broer van Thieu, Pierre, en diens zoon Paul konden niet bij het maken van deze foto aanwezig zijn.
 -
“...de dikke trom...”
-
“Zolang ik zit, kan ik nog goed met mijn alto overweg, want kan ik voldoende steun voor mijn armen vinden en blijf ik daarmee de trilling de baas. Meespelen op straat, dat lukt me niet meer. Maar ook dan wil ik mee blijven doen zolang ik maar kan. Dus sla ik op straat op de grote trom; hoor ik er in elk geval nog bij”.
-
“Ook kou wil me nog wel eens parten spelen. Vingers worden vanzelf al strammer naarmate je ouder wordt, maar Parkinson doet daar nog een schepje bovenop. Dat merkte ik, toen we vorige winter tijdens de Sint Cecilia-mis in de kerk van Achel speelden. Hing een van de andere leden ongevraagd zijn jas over mijn schouders terwijl ik zelf al mijn jas aanhad. En knoopte een ander een dikke sjaal om mijn nek”.
-
“Naast de muziek is het vooral dat sociale dat ik voor geen geld zou willen missen. Zo heb ik tijdens ons optreden in Madrid niemand om hulp hoeven vragen, want boden de anderen dat voortdurend uit zichzelf aan. Jef Peeters was toen net aan zijn knie geopereerd. Vroegen ze vriendelijk of ze de koffers voor Jef en mij mochten dragen. Dat vonden we gewoon prachtig. Tussen die mensen voelen wij ons nog steeds welkom en heel erg thuis”.
-
“Als ik per jaar 2 tot 3 repetities oversla is het veel. Ik wil het vriendschappelijk zeveren na afloop ook niet missen. Het voelt dan net of we één grote familie zijn. Voeg daarbij de liefdevolle steun die ik thuis van Mia, onze kinderen en onze 2 kleinkinderen ondervindt en dan tel ik mijn zegeningen. Of ik nou Parkinson heb of niet".
--
“Als kleintje keek ik vroeger op tegen de mannen die destijds net zo oud waren als ik nu: omdat ze zo goed muziek konden maken. Om dezelfde reden kijk ik vandaag de dag net zo op tegen de jonge mensen die zich bij ons aansluiten. Dan realiseer ik me keer op keer hoe goed die het hebben geleerd. Voor mijzelf is het altijd een kwestie van veel en lang oefenen gebleven”.
-
-
“De snelle passages lukken me niet meer. Vroeger wel. Tegenwoordig nemen de andere alto’s zonodig een partij van me over en dan schuif ik een partij op. Dat gebeurt zonder dat ze me het gevoel geven dat ik hen tot last ben. Maar zij weten ook: elke partij blijft veeleisend”.
-
“Muziek maken brengt steeds weer grote verrassingen met zich mee. Zo viel Senne la Mela laatst vlak voor een concert uit als gevolg van een zware aanrijding. Zijn trompetsolo werd zonder enige voorbereiding overgenomen door Koen op zijn sopraan. Hem maak ik ook van nabij mee, als de vaste vriend van onze Cindy. Vandaar dat ik weet: die mens leeft door en door voor de muziek”.
-
“In het musiceren kan ik me uitleven. Muziek maken is nooit af. Daar wil ik mee doorgaan tot ik 1000 word. Ik probeer het vol te houden tot ze me bij wijze van spreken mijn armen afzetten en ik zelfs de dikke trom niet meer kan slaan”.
-

© 1 juni 2011, rob kuil, vofpzb
-

voor eerdere bestoefingen:
-


--

Wilt u ook nieuwe afleveringen van 'bestoefingen' blijven ontvangen, meldt u dan hieronder als volger aan of stuur een mailtje naar rkuil69@gmail.com

-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten